-
1 vrij
vrij1〈de〉♦voorbeelden:————————vrij2♦voorbeelden:een etage met vrije opgang • a self-contained flatde wind heeft daar vrij spel • the place is exposed to the windeen vrij uitzicht hebben • have a clear/an open viewhet vrije veld • the open fieldde weg is vrij • the road is clearzich vrij kunnen bewegen • free to do as one likeszij zijn vrij in hun keuze • they have freedom of choicevrij naar Shakespeare • adapted/freely rendered from Shakespeare2 een huis vrij op naam kopen • purchase a house where the vendor pays the legal/transfer costsII 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [in vrijheid, onafhankelijk] free3 [zonder taak] free♦voorbeelden:de vrije sector • the free sectorweer op vrije voeten zijn • be outside againvrij van zorgen • carefree, without a care in the world2 die wc is vrij • that lavatory/toilet is free/vacant/unoccupiedde handen vrij hebben • have a free hand/one's hands freeeen stoel vrij houden • reserve a seatmag ik zo vrij zijn? • may I be so bold?♦voorbeelden:1 dit artikel is vrij lang • this article is quite/fairly/pretty longhet komt vrij vaak voor • it occurs quite/fairly often, it's not uncommon -
2 in z'n vrij zetten
in z'n vrij zettenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > in z'n vrij zetten
Перевод: с нидерландского на английский
с английского на нидерландский- С английского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Английский